Meteoren
Misschien heb je wel eens een meteoor gezien. Je ziet dan 
een lichtflits aan de hemel. Het is net alsof er een ster 
valt. Daarom worden meteoren wel eens 
vallende sterren ge
noemd. Maar dat is eigenlijk helemaal verkeerd. Een meteoor 
heeft niets met een ster te maken. De sterren staan zó ver 
weg, dat we ze nooit kunnen zien bewegen! 
Wat is nu eigenlijk een meteoor? Vaak hoor je dat het een 
stukje gruis is, dat de dampkring van de aarde binnendringt.
Dat gebeurt met een geweldige snelheid. Daardoor ontstaat een 
enorme wrijving waardoor het deeltje verbrandt. Dit verbranden 
zien we dan als een lichtflits aan de hemel. Dat klinkt erg 
eenvoudig. In werkelijkheid is het echter wel een stuk 
ingewikkelder! 
Het is inderdaad zo dat het stukje gruis dat in de dampkring 
terechtkomt door de wrijving bijna altijd helemaal verbrandt.
Maar behalve het gruis zelf, zendt ook de lucht straling uit.
Het stukje gruis dat de aarde nadert heeft een grote hoeveel
heid energie. Dat komt door de grote snelheid van het deeltje 
in de ruimte. Deze snelheid ligt tussen de 15 en 60 kilometer 
per seconde. Ofwel tussen de 54.000 en meer dan 200.000 kilo
meter per uur. De energie van het deeltje noemen we daarom 
heel toepasselijk 
bewegingsenergie. Door deze bewegings
energie worden er elektronen van de 
atomen in de dampkring 
weggeslagen. We noemen dat 
ioniseren. Alle stoffen en gassen 
die we kennen bestaan uit atomen. Alles is uit atomen opge
bouwd. Een atoom heeft een kern. Om die kern draaien 
elektronen. Bij atomen kun je hier meer over lezen.
Ook de lucht in de dampkring bestaat uit atomen. Zuurstof
atomen en stikstofatomen komen het meest voor. De atomen 
in de dampkring worden nu geïoniseerd door de bewegings
energie van het gruis. Maar na zeer korte tijd komen de 
losgelaten elektronen weer netjes terug bij de atomen. Bij 
dat terugvallen ontstaat een beetje straling. Die straling 
noemen we 
recombinatiestraling. Atomen en elektronen worden 
opnieuw met elkaar samengevoegd: ze re-combineren. Een 
meteoor is dus niet alleen het oplichten van het deeltje 
door de grote wrijving. De oorzaak ligt ook in het terug
vallen van de elektronen van de luchtdeeltjes.
Waar komt dit gruis nu vandaan? Wel, om de zon bewegen niet 
alleen planeten, planetoïden en kometen, maar ook grote 
hoeveelheden gruis- en stofdeeltjes. Het kan gebeuren, dat 
dit gruis op zijn weg door het zonnestelsel de aarde tegen
komt. Wanneer zo'n deeltje nog buiten de dampkring van de 
aarde is noemen we het een 
meteoroïde. Dat betekent zoiets 
als «wat een meteoor kan veroorzaken». De lichtflits die we 
zien als het deeltje de dampkring binnenkomt heet 
meteoor.
Is de meteoroïde zó groot, dat er nog een stukje op aarde 
neerkomt, dan wordt dat restant een 
meteoriet genoemd. Een 
meteoriet is dus het overblijfsel van een meteoroïde.
Iedere heldere nacht kun je wel enkele meteoren zien. Maar 
er zijn ook nachten, dat er plotseling veel meer meteoren 
verschijnen. Soms zijn het er zelfs zó veel, dat we van een 
meteorenzwerm of 
meteorenregen kunnen spreken. Dan beweegt de 
aarde in haar baan om de zon door een gebied waar zich heel 
veel van dat gruis bevindt. Dat gruis is afkomstig van een 
komeet. Iedere keer dat een komeet de zon passeert verliest 
hij een flinke hoeveelheid gruis. Dat gruis wordt over de 
baan van zo'n komeet verspreidt. Na een groot aantal 
omlopen is de hele baan van zo'n komeet gevuld met gruis.
Wanneer de aarde nu door de baan van de komeet beweegt, 
zal hij veel meer gruis dan normaal tegenkomen. Hierdoor 
verschijnen er dan ook veel meer meteoren dan normaal.
Als je naar een meteorenzwerm kijkt, lijkt het net alsof 
alle meteoren uit één punt aan de hemel komen. Dat punt 
heet het 
vluchtpunt of 
radiant van de zwerm. Een meteoren
zwerm wordt genoemd naar het sterrenbeeld waarin dit radiant 
staat tijdens het hoogtepunt van de zwerm. Het wegvluchten 
van de meteoren uit het radiant is niets anders dan gezichts
bedrog. Hetzelfde gezichtsbedrog krijg je als je op een 
spoorwegovergang gaat staan. Wel goed uitkijken hoor! Als 
je naar de rails kijkt, lijkt het net alsof ze in de verte 
bij elkaar komen.
Bijna alle meteorenzwermen zijn meerdere nachten zichtbaar.
Hoe lang je een zwerm kunt zien hangt af van de breedte van 
de stof- en gruiswolk. Want hoe breder de wolk is, hoe meer 
tijd de aarde nodig heeft om er doorheen te komen. De 
Perseïden is een hele brede meteorenzwerm. Omstreeks 20 juli 
verschijnen de eerste meteoren van deze zwerm. Een maand 
later zijn pas de laatste meteoren te zien. In de loop van 
die maand verandert de plaats van het radiant. Omstreeks 
12 augustus, wanneer de meeste meteoren van deze zwerm te 
zien zijn, ligt het radiant in het sterrenbeeld Perseus.
Vandaar ook de naam Perseïden.
Hieronder zie je een lijstje van de bekendste meteoren
zwermen. In de eerste kolom staat de naam van de zwerm.
Er naast staat het sterrenbeeld waarin het radiant ligt.
In de derde kolom staat de datum waarop de meeste meteoren 
van deze zwerm zichtbaar zijn. We noemen dat het maximum.
De vierde kolom geeft aan hoeveel zichtbare meteoren er 
tijdens het maximum onder gunstige waarnemingsomstandigheden 
verschijnen als het radiant in het 
zenit zou staan. Het zenit 
is het punt recht boven je hoofd. In werkelijkheid is het 
aantal meteoren dat je kunt zien veel minder. Dat komt omdat  
het radiant bijna nooit in het zenit staat. Maar zelfs al 
staat het radiant wel in het zenit, dan nog zie je maar 
30% van de meteoren die verschijnen. Je kunt namelijk maar 
een beperkt gebied van de hemel tegelijk zien. Bovendien 
ontgaan je de meteoren van 
magnitude vier of vijf omdat ze 
zo kort zichtbaar zijn. In de laatste kolom van de lijst 
meteorenzwermen zie je de naam van de komeet waar het 
gruis van afkomstig is.
naam             radiant in   maximum  aantal  komeet
Boötiden         Boötes        3 jan    300    ? 
Lyriden          Lier         21 apr     40    1861 I 
Eta-Aquariden    Waterman      5 mei     80    Halley 
juni-Draconiden  Draak        28 jun     10    Pons-Winnecke 
Perseïden        Perseus      12 aug    250    1862 III 
okt.-Draconiden  Draak         9 okt    0-20   Giacobini-Zinner 
Orioniden        Orion        22 okt     50    Halley 
Tauriden         Stier        13 nov     25    Encke 
Leoniden         Leeuw        16 nov     10    1866 I 
Geminiden        Tweelingen   13 dec     60    ? 
Ursiden          Kleine Beer  22 dec     20    Tuttle (?) 
In het verleden zijn er een paar fantastische meteorenregens 
waargenomen. Een mooi voorbeeld is de meteorenregen op 12 
november 1833. Duizenden en nog eens duizenden meteoren 
werden toen in één uur waargenomen. Sommige waarnemers zeiden 
zelfs dat het aantal meteoren even groot was als het aantal 
sneeuwvlokken bij een sneeuwbui. Waarschijnlijk is dat wat 
overdreven. Maar de meeste mensen schatten het aantal 
meteoren toch op zo'n twintig per seconde! 
De Leoniden zijn ieder jaar zichtbaar. Maar meestal zijn 
maar een paar meteoren per uur te zien. Toch is de Leoniden
zwerm niet alleen in 1833 zo indrukwekkend geweest. Ook in 
1799 en 1866 hebben vele waarnemers een prachtige sterren
regen gezien. Om de 33 of 34 jaar was het aantal meteoren 
van deze zwerm aanmerkelijk groter. Hoe kan dat nu? 
Het gruis waaruit de Leonidenzwerm bestaat is waarschijn
lijk afkomstig van de komeet 1866 I. Toen deze komeet in 
1866 ontdekte werd, was hij al veel van zijn massa kwijt.
De Leoniden zijn namelijk al vanaf het jaar 902 waargenomen.
Het stof en gruis van de komeetstaart verspreidde zich lang
zaam over de baan van de komeet. Maar in één deel van de baan 
komt veel meer gruis voor dan in andere delen. Iedere 33 of 
34 jaar komt de aarde juist door dat stuk heen. Er komen dan 
natuurlijk ook veel meer meteoroïden in de dampkring van de 
aarde terecht.
Ook in 1966 is weer een spectaculaire sterrenregen waar
genomen. Op 17 november van dat jaar zag men in Noord
Amerika tijdens het maximum meer dan tweeduizend meteoren 
per minuut. Helaas heeft men in Europa dit verschijnsel 
niet kunnen waarnemen. Daar stond de zon toen al enkele 
uren boven de horizon! 
De hoogte waarop de meeste meteoren oplichten en weer 
uitdoven varieert van honderddertig tot tachtig kilometer.
Snelle meteoroïden beginnen een spoor te vormen op vrij 
grote hoogten. Zij hebben wat eerder last van de wrijving 
dan langzamere meteoroïden. Ook zijn snellere meestal al 
op een hoogte van honderd kilometer opgebrand. Langzame 
meteoroïden dalen vaak tot veertig kilometer.
De deeltjes die de meteoren veroorzaken zijn uiterst klein.
De meeste deeltjes hebben een grootte tussen de 1 mm en 1 
cm. Waarschijnlijk wegen ze bij het binnen dringen van onze 
dampkring niet meer dan 0,002 tot 2 gram!
stukje gruis groter is dan normaal. Als zo'n meteoor helderder 
wordt dan de planeet Venus (ongeveer magnitude -4) dan 
spreken we over een 
vuurbol. Een andere naam hiervoor is 
bolide.
Sinds een aantal jaren worden er ook meteoren waargenomen 
met behulp van radar. Er wordt dan een signaal uitgezonden, 
dat weerkaatst wordt door het spoor van geïoniseerde lucht.
Dus niet door het deeltje zelf! Het grote voordeel is dat er 
op deze manier ook overdag meteoren kunnen worden waar
genomen. Met behulp van radar zijn zelfs een aantal 
nieuwe meteorenzwermen ontdekt die we 's nachts nooit kunnen 
waarnemen. Dat komt doordat het radiant in de buurt van 
de zon staat. Na zonsondergang is ook het radiant onder de 
horizon verdwenen. Daardoor kunnen er dan van de zwerm 
geen meteoren meer worden waargenomen. Dergelijke zwermen 
noemen we 
dagmeteorenzwermen.
Natuurlijk behoren niet alle meteoren tot een bepaalde 
meteorenzwerm. Er zijn meteoren die bij geen enkele zwerm 
horen. Ze worden 
sporadische meteoren genoemd. Sporadische 
meteoren zijn waarschijnlijk niet afkomstig van kometen.
We denken dat ze voor een deel zijn ontstaan bij botsingen 
tussen 
planeto‹den. Dat zijn grote en kleine brokken steen 
(tot duizend kilometer groot), die in banen om de zon 
bewegen. Ze komen voornamelijk tussen Mars en Jupiter voor.
Als een meteoroïde groot genoeg is, verbrandt die niet 
helemaal in de dampkring. Het restant komt dan op aarde 
neer. Hele grote meteoroïden kunnen een behoorlijke krater 
veroorzaken als ze op het aardoppervlak inslaan. Een mooi 
voorbeeld is de beroemde 
Arizonakrater in de Amerikaanse 
staat Arizona. Hij wordt ook wel de 
Barringerkrater of 
Canon 
Diablo genoemd. Deze krater was de eerste op aarde waarvan 
men vermoedde dat hij ontstaan is door een meteoriet. De 
middellijn bedraagt ongeveer 1200 meter, de diepte 174 meter.
De randen steken 37 tot 50 meter boven de omgeving uit. Waar
schijnlijk is de krater zo'n 50.000 jaar oud. Men weet niet 
precies hoe zwaar de meteoriet geweest is. De schattingen 
lopen uiteen van 10.000 ton tot maar liefst 5 miljoen ton! 
Er zijn wel grote en kleinere brokstukken van de meteoriet 
gevonden. In totaal al meer dan 30 ton. Het zwaarste brok 
weegt 639 kilogram. De kans is groot dat het grootste deel 
van de meteoriet zich nog ergens diep in de grond bevindt.
Een andere grote inslag vond plaats in 1908 in Siberië. Deze 
inslag staat bekend als de 
Toengoeska-meteoriet. Op 30 juni 
van dat jaar drong in de vroege ochtenduren een grote 
meteoroïde onze dampkring binnen. Hij explodeerde op een 
hoogte van ongeveer tien kilometer boven het gebied van de 
Toengoeskarivier, zo'n duizend kilometer noordelijk van de 
Siberische stad Irkoetsk. Bij de explosie kwam net zo veel 
energie vrij als bij de explosie van een krachtige water
stofbom (tien tot twintig miljoen ton TNT). De drukgolven 
waren overal op aarde waarneembaar. Gelukkig vond deze 
inslag plaats in een onbewoond gebied. In het plaatsje 
Vanovara, dat het dichtst bij de plaats van de inslag lag, 
vlogen de hutten van de inwoners uit elkaar. Duizenden 
rendieren werden het slachtoffer van de inslag. Pas 20 
jaar later stuurde de regering van de Sovjet-Unie een 
expeditie naar de plaats van de inslag. Vreemd genoeg 
werden er geen inslagkraters of fragmenten van de 
meteoriet gevonden. Wel waren tienduizenden bomen tot op 
50 kilometer van de inslag als luciferhoutjes afgeknapt. Het 
verwoeste gebied had een oppervlakte van zo'n tweeduizend 
vierkante kilometer.
Om die reden werden ook meer uitheemse verklaringen geopperd, 
zoals een object van anti-materie of een buitenaards ruimte
schip. Meer serieus was de theorie van de kern van een 
komeet. Zo'n komeetkern is, in tegenstelling tot een 
meteoriet, erg broos en zou geheel kunnen verdampen. De 
Tsjechische astronoom Kres k opperde zelfs - op grond van 
de vermoedelijke richting van de binnendringer - dat het 
een stuk van de komeet Encke was geweest.
De komeet-theorie bleek populair, maar langzamerhand werd 
duidelijk dat een komeet zó broos is dat hij al veel hoger 
in de dampkring moest zijn geëxplodeerd, waardoor de schade 
op de grond veel geringer zou zijn geweest.
Nieuw onderzoek lijkt nu toch weer op de explosie van een 
grote meteoriet of kleine planetoïde te wijzen. De Russische 
astronoom Viktor Svetsov heeft berekend dat de aerodynamische 
krachten op z'n compact object zó groot kunnen worden, dat 
het vrijwel geheel versplintert. Dat proces zou op een 
hoogte van 25 kilometer kunnen zijn begonnen en bij ruim 
5 kilometer hoogte kunnen zijn voltooid. De hierbij gevormde 
fragmenten zouden kleiner zijn geweest dan één … drie centi
meter. Dat is klein genoeg om ze in de enorme hitte van de 
vuurbal via ablatie («slijtage») te doen overgaan in een 
soort gloeiendhete nevel. Deze «verneveling» zou er de 
oorzaak van zijn dat - voor zover nu bekend - geen enkel 
fragment de aarde heeft bereikt. Eén probleem is echter nog 
steeds dat er op aarde geen sporen van iridium uit die tijd 
zijn gevonden, bijvoorbeeld in boorkernen in het ijs van 
Groenland en Antartica. Als de nevel van een planetoïde zich 
gelijkmatig over het noordelijk halfrond had verspreid, zou 
men uiteindelijk in het ijs van dat jaar een irridium
concentratie mogen verwachten die tien tot honderd maal 
zo groot is als die van de natuurlijke achtergrond. Het 
ontbreken van iridium kan alleen worden verklaard als het 
binnengedrongen object een achondriet (dat is een vrij zeld
zaam voorkomende steenmeteoriet) is geweest, of als de 
nevel Groenland en Antarctica niet heeft bereikt. De nevel 
zou dan de ruimte in moeten zijn geslingerd, of in slechts 
een beperkt gebied zijn neergedaald. Het raadsel van de 
Toengoeska-meteoriet is nog steeds niet echt opgelost.
 
De grootste enkelvoudige meteoriet die ooit op aarde is 
aangetroffen, ligt op het terrein van de 
Hoba West-boerderij 
in Namibië. De zestig ton zware ijzermeteoriet ligt nog 
steeds in de bodem: hij is gewoon veel te zwaar om te 
verplaatsen. Wel heeft men de grond er omheen deels weg
gegraven. De grootste meteoriet in een museum, is de 34 ton 
zware Ahnighito-meteoriet in het American Museum of National 
History in New York. Deze meteoriet is samen met twee 
kleinere exemplaren in 1897 in Cape York, in het westen van 
Groenland, gevonden. Alle meteorieten zwaarder dan tien ton 
zijn ijzermeteorieten: grote steenmeteorieten vallen bij 
intrede van de atmosfeer uiteen of verpulveren bij hun 
inslag.
Alhoewel er dagelijks vele meteorieten op aarde terecht komen, 
gebeurt het heel zelden dat men ook de val van een meteoriet 
waarneemt. In ons land heeft men tot nu toe slechts vijf 
keer een meteoriet zien neerkomen. De eerste was op 6 augustus 
1650 in Dordrecht. Over de steen zelf is niets bekend. Die 
is helaas in de loop der eeuwen verloren gegaan. De tweede 
meteoriet kwam op 12 juni 1840 nabij Uden neer. Boeren in 
de buurt van het Brabantse Volken namen toen een licht- en 
rookspoor waar en vonden de 600 gram zware meteoriet op een 
landweggetje. Drie jaar later, op 2 juni 1843, sloeg in het 
5 kilometer ten noordoosten van Utrecht gelegen Blauwkapel 
opnieuw een meteoriet in. Dit keer waren het twee brokstukken 
die op enkele kilometers afstand van elkaar neerkwamen. De 
grootste had een gewicht van meer dan 7 kilogram. De kleinste 
woog 2,7 kilogram. Pas op 28 augustus 1925 kwam de vierde 
meteoriet neer. Dit gebeurde bij het plaatsje Ellemeet op 
Schouwen-Duiveland.
De laatste meteoriet die op Nederlandse bodem terecht kwam 
viel op 7 april 1990. Toen boorde zich in het Twentse grens
plaatsje Glanerbrug een meteoriet dwars door het dak van een 
huis. Aan deze gebeurtenis ging een spectaculaire vuurbol 
vooraf. Deze vuurbol is door vele mensen waargenomen. Zowel 
in Nederland als daar buiten. De totale massa van de meteoriet 
weegt 500 gram. Het grootste fragment meet 7 x 5 cm en weegt 
135 gram.
De sterrenkundigen verdelen de meteorieten in twee hoofd
groepen. Dat zijn 
steenmeteorieten en 
ijzermeteorieten. Steen
meteorieten komen verreweg het meest voor. Op de volgende 
bladzijde vind je een overzicht van de samenstelling van 
beide groepen: 
Natuurlijk is de samenstelling van de ene steenmeteoriet 
niet precies gelijk aan die van de andere. Het lijstje 
hierboven geeft de gemiddelde samenstelling aan. In de 
steenmeteorieten komen ook nog hele kleine hoeveelheden 
voor van andere elementen: natrium, chroom, kalium, koolstof, 
kobalt, fosfor en titaan. Bij elkaar vormen deze stoffen 
slechts 3% van de massa van de meteoriet. In ijzermeteorieten 
komen we ook nog wat kobalt, fosfor en koolstof tegen: 
ongeveer 1%. Zwavel en koper komen in ijzermeteorieten in 
nóg kleinere hoeveelheden voor.