Hubble Space Telescope
 De Hubble Space Telescope (HST) is op 24 april 1990 met 
succes gelanceerd aan boord van de 
Space Shuttle Discovery 
en een dag later in de ruimte uitgezet in een vrijwel 
cirkelvormige baan op 613 tot 615 kilometer hoogte.
De Hubble Space Telescope (HST) is op 24 april 1990 met 
succes gelanceerd aan boord van de 
Space Shuttle Discovery 
en een dag later in de ruimte uitgezet in een vrijwel 
cirkelvormige baan op 613 tot 615 kilometer hoogte.
Op 26 juni 1990 bereikte de astronomische gemeenschap de 
onheilsboodschap dat de hoofdspiegel lijdt aan 
sferische
aberratie. In plaats dat 70% van het sterlicht in een 
beeldje van 0,2 
boogseconde wordt geconcentreerd, bevat 
dit gebiedje nu slechts 15% van het sterlicht en wordt 
het beeld als geheel uitgesmeerd tot 1,4 boogseconden.
Desondanks werden met deze telescoop al beelden verkregen 
die beter waren dan de opnamen met de grootste telescopen 
vanaf het aardoppervlak. In december 1993 werd de Space 
Telescope door de bemanning van de Space Shuttle Endeavour 
(vlucht nummer STS-61) gerepareerd. De zonnepanelen werden 
vervangen, er werd correctie-optiek voor de hoofdspiegel 
aangebracht, de wide-field planetary camera werd vervangen 
en ook de gyroscopen werden vervangen. De telescoop van de 
HST is een Cassegrain-spiegeltelescoop. Met een primaire 
spiegel van 2,4 meter middellijn is het naar de huidige 
maatstaven niet eens een erg grote telescoop. Toch overtreft 
de ruimtetelescoop ruimschoots de prestaties van de grootste 
telescopen op aarde. De reden is dat de ruimtetelescoop geen 
last heeft van turbulentie in de atmosfeer. Het beeld in het 
brandvlak van de telescoop kan worden bekeken met vijf ver
schillende wetenschappelijke instrumenten. Twee van deze 
instrumenten, de «Wide Field Planetary Camera» (WFPC) en de 
«Faint Object Camera» (FOC) zijn in feite geavanceerde 
televisiecamera's. Ze kunnen directe afbeeldingen maken van 
het waargenomen object. De WFPC bestrijkt een groter deel 
van de hemel dan de FOC en is meer gevoelig voor rode 
golflengten. De WFPC wordt gebruikt voor gedetailleerde 
waarnemingen van verre planeten, kometen, sterren, sterren
stelsels en quasars. De FOC, een Europees instrument, heeft 
twee bijzondere eigenschappen. Dit instrument zal zeer 
gedetailleerde opnamen van lichtzwakke hemelobjecten kunnen 
maken en bovendien zullen met de FOC objecten zichtbaar zijn 
die dertig maal lichtzwakker zijn dan de objecten die we 
met telescopen op aarde nog net kunnen waarnemen. De FOC 
bestaat uit twee onafhankelijke camera-systemen. De ene 
camera vergroot het beeld van de HST met een factor twee 
en bevat bovendien een spectrograaf. Dit instrument heeft 
een beeldveld van 44 bij 44 boogseconden en een 
scheidend
vermogen van slechts 0,9 boogseconden. De andere camera kan 
vier of twaalf keer vergroten. Bij de laatste vergroting is 
het beeldveld nog slechts 3,7 x 3,7 boogseconden, maar het 
scheidend of oplossend vermogen is dan 0,015 boogseconden! 
Een lichtsterk object heeft de eigenschap dat het zijn 
nabije omgeving overstraalt. Naburige lichtzwakke objecten 
verdrinken als het ware in zijn licht. Om dit probleem te 
ondervangen is de FOC uitgerust met een soort mini-corono
graafjes, die het licht van sterke lichtbronnen kunnen 
afschermen. Hierdoor kan de FOC ook objecten fotograferen 
die normaal gesproken niet goed zichtbaar zouden zijn.
Theoretisch ligt de 
grensmagnitude van de FOC overigens 
bij magnitude 30 (in blauw licht), zij het dat hiervoor 
een belichtingstijd van 10 uur noodzakelijk is.
Naast de spectrograaf in de FOC zijn nog twee instrumenten 
aan boord waarmee spectra kunnen worden opgenomen. De High 
Resolution Spectrograph zal voornamelijk gebruikt worden om 
het licht van sterren in ons melkwegstelsel te bestuderen.
De Faint Object Spectrograph is ontworpen om spectra te 
verkrijgen van verder weg gelegen objecten zoals 
quasars.
Het vijfde instrument van de HST is de High Speed Photometer: 
een instrument om de lichtsterkte (en de mogelijke variaties 
daarin) van objecten nauwkeurig te meten. Met de fotometer 
wordt onder andere worden gekeken naar snelle lichtvariaties 
in nauwe dubbelstersystemen.
In februari 1997 heeft de Space Shuttle Discovery de tweede 
onderhoudsvlucht uitgevoerd. Er waren vijf in plaats van de 
geplande vier ruimtewandelingen nodig bij de vervanging en 
installatie van nieuwe instrumenten. De twee spectrografen 
werden verwijderd. Hiervoor in de plaats kwam de super
gevoelige Space Telescope Imaging Spactrograph (STIS) die 
van de nieuwste techniek gebruikt maakt en waarin onder 
andere beeldversterkers geplaatst zijn die door het Ameri
kaanse Ministerie van Defensie zijn ontwikkeld. Het tweede 
nieuwe instrument voor de Hubble-telescoop is NICMOS, een 
instrument dat is ontworpen voor waarnemingen in het nabije 
infrarood. Dus voor waarnemingen van wartestraling met een 
relatief korte golflengte. De camera kan infraroodfoto's 
van het heelal maken, maar ook spectroscopisch onderzoek 
doen.
Tijdens de onderhoudsvlucht van februari 1997 bleek de 
buitenste, naar de zon gerichte kant, van de 17 isolatie
lagen wat beschadigd. Men heeft dit verholpen door nieuw 
isolatiemateriaal aan te brengen.
Er vinden in de toekomst nog twee onderhoudsbeurten plaats.
De derde is gepland in het jaar 1999. De huidige Wide Field 
and Planetary Camera zal dan vervangen worden door een tien 
maal zo gevoelig instrument, terwijl de ruimtetelescoop ook 
een nieuwe boordcomputer krijgt (overigens nog steeds met 
een bescheiden 486-processor en een kloksnelheid van 66 
megahertz.
In 2002 worden de zonnepanelen vervangen door kleinere en 
minder flexibele exemplaren en zullen er opnieuw twee grote 
waarnemingsinstrumenten geplaatst worden ter vervanging van 
NICMOS en de Faint Object Camera. Deze vierde onderhouds
beurt is tevens de laatste. In 2005 is de Hubble Space 
Telescope aan het eind van zijn normale levensduur gekomen.
Begin 1996 werden voorstellen gepresenteerd voor een op
volger van de Hubble Space Telescope. Momenteel wordt er in 
de Verenigde Staten hard gewerkt aan de voorbereidingen van 
de 
NGST - de 
Next Generation Space Telescope. Dat wordt een 
reusachtig instrument met een spiegelmiddellijn van minstens 
vier en misschien wel acht meter. Zo'n kolossale spiegel 
kan niet in één stuk worden gelanceerd. Daarom denken de 
ontwerpers aan een opblaasbare of uitklapbare telescoop
spiegel, die heel licht en goedkoop kan zijn. De nauwkeurig
heid van de vorm van zo'n spiegel is iets minder hoog dan 
van een conventionele glazen spiegel, maar dat is geen on
overkomelijk probleem, omdat de NGST voornamelijk gebruikt 
zal worden voor het doen van waarnemingen op infrarode golf
lengten en daarvoor is een minder hoge nauwkeurigheid ver
eist.
Naar alle waarschijnlijkheid wordt de Next Generation 
Space Telescope niet in een baan om de aarde gebracht, maar 
in een baan om de zon, op een constante afstand van ca.
anderhalf miljoen kilometer van de aarde. Met behulp van 
een groot zonnescherm kunnen de infrarooddetectoren gekoeld 
worden. Bovendien bestaat er dan geen enkele hinder van de 
eigen warmtestraling van de aarde.
Tot op heden is de Europese ruimtevaartorganisatie ESA niet 
direct betrokken bij het onderzoek naar de opvolging van de 
ruimtetelescoop, dat sinds december 1995 in handen is van 
de NASA en enkele Amerikaanse bedrijven. Europese sterren
kundigen dringen er dan ook op aan dat er spoedig formele 
onderhandelingen tussen ESA en NASA beginnen, omdat zij 
anders geen directe toegang zullen hebben tot de gegevens 
die de NGST zal verzamelen.
De NGST mag niet meer kosten dan 1 miljard dollar. Dat is 
minder dan de helft van de kostprijs van de huidige ruimte
telescoop.
Als alles volgens plan verloopt, kan de NGST rond het jaar 
2008 gelanceerd worden. Alhoewel de Hubble Space Telescope 
in het jaar 2005 is afgeschreven zal deze waarschijnlijk 
toch nog wel in bedrijf blijven. Bij de NASA is men er in
middels achter dat het belachelijk is om een uitstekend 
werkende satelliet van het ene moment op het andere uit te 
schakelen, terwijl er nog geen opvolger is. Het staat dan 
ook vrijwel vast dat men de Hubble-telescoop - in afwachting 
van de Next Generation Space Telescope - nog wat langer in 
bedrijf houdt. Daarom wil men de Hubble-ruimtetelescoop in 
een zo hoog mogelijke baan houden. Want hoe lager de baan, 
des te slechter de vooruitzichten zijn voor een verlenging 
van de levensduur van het instrument.
Hubble Deep Field-programma (HDF) 
Een van de belangrijkste redenen voor de bouw van de Hubble 
Space Telescope was het onderzoek naar de oorsprong van het 
heelal en de geboorte van de eerste sterrenstelsels. In dit 
kader paste ook het Hubble Deep Field-programma (HDF). Dit 
programma had tot doel een piepklein gebiedje aan de hemel 
uitgebreid te fotograferen. Het ongeveer vier vierkante 
boogminuten grote gebiedje betreft een stukje van het 
sterrenbeeld Grote Beer. Dit gebiedje was gekozen omdat 
het «zo lekker leeg is». De Grote Beer staat ver van 
het vlak van de melkweg, waar betrekkelijk weinig storende 
voorgrondsterren en nabije sterrenstelsels te zien zijn.
Bovendien kon het gekozen gebiedje ononderbroken met de 
ruimtetelescoop worden waargenomen zonder dat zon, maan of 
aarde hinderlijk in beeld kwamen. In totaal zijn 342 af
zonderlijke opnamen van dit gebiedje gemaakt. Gedurende 
150 omlopen om de aarde - tien dagen lang - werd de 
ruimtetelescoop vrijwel uitsluitend gebruikt om dit piep
kleine stukje van de hemel te fotograferen. Voor elke 
opname werd 15 tot 40 minuten belicht en bovendien werden 
aparte opnamen gemaakt in ultraviolet, blauw, rood en 
infrarood licht. Door al deze afzonderlijke opnamen te 
combineren kon één grote kleurenfoto van dit gebiedje 
worden gemaakt. Alles bij elkaar werden de detectoren van 
de ruimtetelescoop voor deze foto maar liefst 6« dag 
belicht! Het resultaat mocht er dan ook zijn. In het 
gebiedje van vier vierkante boogminuten (dat is ongeveer 
zo groot als we een kwartje zien op een afstand van 25 
meter) zijn ten minste 1500 sterrenstelsels tot magnitude 
30 gevonden. De volledige hemelkoepel is ongeveer 41.000 
vierkante graden ofwel 147,6 miljoen vierkante boogminuten 
groot. Als de HDF-opname een goede steekproef is, zouden op 
een soortgelijke opname van de hele hemel dus minimaal 55 
miljard sterrenstelsels te zien zijn. Dat aantal wordt 
bovendien alleen maar groter als we nog zwakkere stelsels 
zouden kunnen fotograferen. Het zichtbare heelal bevat 
waarschijnlijk enkele duizenden miljarden sterrenstelsels 
of meer. En als elk sterrenstelsel gemiddeld tien miljard 
sterren bevat moet het aantal sterren in het heelal dus 
boven de 10ýý (10.000.000.000.000.000.000.000) liggen.